Akkoord in onderling overleg tussen de bevoegde autoriteiten van Frankrijk en België met betrekking tot de grensarbeiders in de context van de strijd tegen de verspreiding van COVID-19

Akkoord in onderling overleg tussen de bevoegde autoriteiten van Frankrijk en België met betrekking tot de grensarbeiders in de context van de strijd tegen de verspreiding van COVID-19

Gelieve hierna het akkoord tussen België-Frankrijk van 15 Mei terug te vinden.

Akkoord in onderling overleg tussen de bevoegde autoriteiten van Frankrijk en België met betrekking tot de grensarbeiders in de context van de strijd tegen de verspreiding van COVID-19

Overeenkomstig artikel 24 van de Overeenkomst tussen Frankrijk en België van 10 maart 1964 tot voorkoming van dubbele belasting en tot regeling van wederzijdse administratieve en juridische bijstand inzake inkomstenbelastingen, zoals gewijzigd door de Avenanten van 15 februari 1971, van 8 februari 1999, van 12 december 2008 en van 7 juli 2009  (“de Overeenkomst”) en de bepalingen die van toepassing zijn krachtens paragraaf 3 van artikel 16 van de multilaterale Overeenkomst ter implementatie van aan belastingverdragen gerelateerde maatregelen ter voorkoming van grondslaguitholling en winstverschuiving (“het MLI”), ondertekend te Parijs op 7 juni 2017, hebben de bevoegde autoriteiten van beide overeenkomstsluitende Staten een akkoord in onderling overleg gesloten betreffende de inkomsten bedoeld in paragraaf 1 van artikel 11 van de Overeenkomst (“het Akkoord”) ten gevolge van de maatregelen die genomen zijn in de context van de strijd tegen de verspreiding van COVID-19.

Overeenkomstig de regeling voor onderling overleg bedoeld in artikel 24 van de Overeenkomst en de bepalingen die van toepassing zijn krachtens de eerste zin van paragraaf 3 en van i) van c) van paragraaf 4 van artikel 16 van het MLI, die bepaalt dat de bevoegde autoriteiten trachten moeilijkheden of twijfelpunten die mochten rijzen inzonderheid met betrekking tot de toepassing van de Overeenkomst op te lossen;

Overwegende de aanbevelingen en voorschriften van de Franse en Belgische overheid waarbij natuurlijke personen worden verzocht thuis te blijven teneinde de verspreiding van COVID-19 te bestrijden;

Overwegende dat de epidemie die verband houdt met COVID-19 uitzonderlijk en eenmalig van aard is, en geleid heeft tot het invoeren van maatregelen die zelf uitzonderlijk zijn en tot doel hebben de verspreiding van die epidemie te bestrijden, en dat, krachtens de gezondheidsvoorschriften uitgaande van de regering van beide Staten, de meerderheid van de natuurlijke personen die inwoner zijn van een Staat en die, alvorens de genoemde maatregelen werden ingevoerd, gewoonlijk hun persoonlijke activiteit (“activiteit”) in de andere Staat uitoefenden, genoodzaakt is die activiteit – voltijds of deeltijds – uit te oefenen vanuit hun in de eerstgenoemde Staat gelegen woonplaats;

Bovendien erop wijzend dat voor de natuurlijke personen die inwoner zijn van Frankrijk en die het stelsel genieten waarin is voorzien door het aanvullend protocol betreffende de grensarbeiders dat aan de Overeenkomst werd toegevoegd door artikel 2 van het Avenant van 12 december 2008, de epidemie die verband houdt met COVID-19  een geval van overmacht buiten de wil van de werkgever en de werknemer  is, waardoor de dagen waarop de grensarbeider thuis blijft niet opgenomen worden in het aantal dagen waarop de grenszone wordt verlaten, in toepassing van i) van b) van 7 van het genoemd protocol;

Zijn de bevoegde autoriteiten van Frankrijk en België het volgende overeengekomen:

Er wordt , op een uitzonderlijke en tijdelijke basis, toegestaan dat, voor de toepassing van paragraaf 1 van artikel 11, de dagen waarop een natuurlijke persoon thuis werkt in zijn woonstaat, uitsluitend wegens de maatregelen die genomen zijn ter bestrijding van de verspreiding van COVID-19, mogen beschouwd worden als dagen waarop werd gewerkt in de Staat waarin de persoon zonder die maatregelen zijn activiteit zou hebben uitgeoefend die de bron is van salarissen, lonen en andere soortgelijke bezoldigingen (“inkomsten”), onder voorbehoud dat die Staat daadwerkelijk de genoemde inkomsten belast.

Dit Akkoord biedt deze mogelijkheid aan de natuurlijke personen die inwoner zijn van een overeenkomstsluitende Staat, die gewoonlijk hun activiteit, voltijds of deeltijds, in de andere Staat uitoefenen en die, vanaf de datum waarop het Akkoord van toepassing wordt, inkomsten ontvangen ter zake van de vanuit hun woonplaats uitgeoefende activiteit.

Het Akkoord is niet van toepassing op de dagen waarop de persoon, los van de maatregelen die genomen werden ter bestrijding van COVID-19, thuis of in een derde Staat zou hebben gewerkt.  De thuiswerkdagen die reeds bepaald werden voor de inwerkingtreding van de bijzondere maatregelen, door de arbeidsovereenkomst of in overeenstemming met de werkgever, vallen bijgevolg niet onder de toepassing van dit Akkoord.

Indien de belastingplichtige het Akkoord wenst toe te passen, verbindt hij zich ertoe het op consistente wijze in beide overeenkomstsluitende Staten toe te passen en ter beschikking van de administratie een verklaring van zijn werkgever bij te houden waarin het aantal dagen wordt aangeduid waarop hij uitsluitend wegens de gezondheidsvoorschriften van de overheid thuis gewerkt heeft, waarvoor hij inkomsten heeft ontvangen. Bij het toepassen van het Akkoord gaat de belastingplichtige ermee akkoord dat deze inkomsten daadwerkelijk belast worden in de overeenkomstsluitende Staat waar hij de activiteit zou hebben uitgeoefend zonder de maatregelen die genomen zijn om de COVID-19-pandemie te bestrijden.

Dit Akkoord treedt in werking op de dag volgend op de ondertekening ervan door beide bevoegde autoriteiten. De bepalingen ervan worden van toepassing vanaf 14 maart 2020 en zijn van toepassing tot en met 30 juni 2020.

Vanaf 1 juli zal de toepassing van dit Akkoord worden verlengd tot het einde van elke maand indien beide bevoegde autoriteiten zulks schriftelijk overeenkomen ten minste één week voor de aanvang van de maand.

Dit Akkoord alsmede elke verlenging ervan zal gepubliceerd worden in het Belgisch Staatsblad.

Te Parijs, op 15 mei 2020         

Te Mechelen, op 15 mei 2020